Alle sneeuw is wit (als het uit de lucht valt dan 😉), maar toch heeft iedereen het over die vier verschillende kleuren. Groene, blauwe, rode en zwarte pistes van witte sneeuw. Klinkt vreemd? Dat is het misschien ook wel, maar die verschillende kleuren zijn er niet voor niks. De pistekleuren geven ons houvast en vertellen of een piste makkelijk of moeilijk is. Beginners skiën eerst op de oefenweide en daarna vooral groen (indien aanwezig) en blauw, gevorderden wagen zich ook aan rode en zwarte afdalingen. Maar hoe goed moet je nu kunnen skiën voor een blauwe piste? Jasper legt uit!
Parallel kunnen sturen
Belangrijk is dat je overweg kunt met de hellingshoek van de blauwe piste. Dit kan pas als je comfortabel van de oefenweide kunt glijden. En dan niet alleen rechtuit, maar ook met bochten. Om dit te kunnen doen, wil je minimaal tijdens het sturen van de bocht parallel skiën. Bij het indraaien van de bocht mag je nog gebruik maken van de Pflug (pizzapunt), maar zodra je gaat sturen, laat je de bergski langzaam naast de dalski komen. Als je die techniek beheerst, kun je relaxed van een blauwe piste naar beneden skiën. Uiteraard mag je alle pistekleuren volledig in pizzapunt skiën, maar dat zal zoveel kracht vergen van je kniegewrichten, dat de lol er snel vanaf is.
Wanneer kun je de blauwe piste op?
De kans is groot dat je tijdens je eerste wintersport op de blauwe piste terechtkomt. Neem je privéles, dan kun je ervan uitgaan dat je tijdens de tweede dag les voor het eerst de blauwe piste op gaat. Ga je op les in een groep, dan mag je rekening houden met dag drie. Let er hierbij wel op dat het hier gaat om een indicatie en dat het afhankelijk van het skigebied en je eigen motorische vaardigheden langer of korter kan duren.
Jasper heeft jarenlang gewerkt als skileraar in Gerlos in de Zillertal Arena.