Een wintersport met kinderen is ontzettend leuk, maar de autorit kan soms best wel lang zijn. "Zijn we er bijna?", klinkt het vaak al na een klein uur rijden en dat zinnetje wordt in de uren daarna regelmatig herhaalt. Wanneer je met de auto op wintersport gaat, is het handig om wat dingen mee te nemen die de kinderen vermaken. Een iPad is leuk, maar zijn ook genoeg leuke autospelletjes waar je helemaal niks voor nodig hebt. Die kun je overal spelen en garanderen weer een paar uur vermaak. In dit artikel 5 leuke spelletjes voor in de auto onderweg naar de wintersport.
1. Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet!
Dit is misschien wel de klassieker onder de autospelletjes: ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Je begint het spelletje met deze woorden en kiest een object uit in of buiten de auto (als je snel rijdt, is in de auto het makkelijkst). Bijvoorbeeld: ‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet en het is…. geel’. Hierna moeten de anderen gaan raden welk voorwerp jij bedoelt. Je kunt het spelletje iets makkelijker maken, door bijvoorbeeld aan te geven of je warm (dichtbij het voorwerp) of koud (totaal niet in de buurt) bent. Is het voorwerp geraden? Dan is de volgende aan de beurt om een voorwerp te kiezen.
2. Ik ga op reis en ik neem mee
Dit kinderspelletje is bij veel mensen bekend en vooral leuk voor jongere kinderen. Het is namelijk een hele goede geheugentraining (ook voor de ouders). Je begint het spelletje met de zin: ‘ik ga op reis en ik neem mee…’. Daarna noem je een voorwerp, bijvoorbeeld: ‘ik ga op reis en ik neem mee, een rugtas’. De volgende persoon herhaalt de zin en voegt dan een nieuw voorwerp aan deze zin toe, bijvoorbeeld: ‘ik ga op reis en ik neem mee, een rugtas, een knuffelbeer’. Zo komt er steeds een voorwerp bij en iemand is af als hij of zij de zin herhaalt en een voorwerp vergeten is.
3. Geen ja, geen nee, geen uh
Dit spelletje wordt ook vaak op televisie of op de radio gespeeld. Het werkt als volgt: één persoon stelt een ander vragen. Die persoon moet een antwoord op de vraag geven, maar mag geen 'ja', 'nee' of 'uh' zeggen. Wanneer deze persoon toch één van de drie verboden woorden speelt, is diegene af. Je kunt ook tot drie strafpunten tellen, zodat iemand pas na drie keer het verboden woord zeggen af is. Of je stelt om de beurt een vraag aan iemand anders. Natuurlijk kun je ook andere verboden woorden kiezen, als je een beetje afwisseling zoekt.
4. Wie ben ik
De ene persoon neemt een persoon, ding of dier in gedachten en de anderen moeten raden wie of wat dat is door vragen te stellen. Alle vragen mogen alleen met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord worden. Je mag per persoon tien vragen stellen en als je na tien vragen het antwoord nog niet weet, ben je af. Heb jij de persoon of het ding of het dier geraden? Dan mag jij de volgende ronde ‘wie ben ik’ een persoon of dier kiezen.
5. Dierenslang
De eerste persoon noemt een dier, bijvoorbeeld ‘kat’. De volgende speler moet dan een dier noemen dat weer begint met de laatste letter van het vorige dier ('kat'), bijvoorbeeld 'tijger'. De volgende speler moet dan een dier met een 'r' verzinnen en zo gaat het spel door. Als je geen dier meer weet te noemen, ben je af. Je kunt dit spelletje natuurlijk ook spelen met plaatsnamen, voorwerpen of eten, een beetje afhankelijk van hoe oud je kinderen zijn.